Industrieel erfgoed in Wallonië

Reisinformatie:
Een bezoek aan 5 sterplaatsen van de industrialisatie in Wallonië (veelal UNESCO Werelderfgoed)
Datum:
Zaterdag 26 en zondag 27 april 2025
Opstapplaatsen:
- Horn- Parkeerplaats Hornerhof, Rijksweg- Echt- Carpool A2 Bellekeweg
- Maastricht- Stadion de Geusselt
Reisprijs:
€ 239,- p.p.
Toeslag 1-persoonskamer:
€ 39,-
Inclusief:
Inclusief
* Vervoer naar de diverse sites;
* Entree musea;
* Boottocht over het Centrumkanaal met scheepsliften;
* Afdaling in de Blegny-mijn;
* 1 overnachting in een driesterren hotel;
* 1 ontbijt.

Wallonië, gelegen in het zuiden van België, heeft een rijke industriële geschiedenis die teruggaat tot de 19e eeuw. De regio stond lange tijd bekend als een van de belangrijkste industriële centra van Europa, vooral dankzij de steenkool- en staalindustrie. In de tweede helft van de 20e eeuw begon de zware industrie in Wallonië echter af te nemen als gevolg van deglobalisering, stijgende productiekosten en internationale concurrentie. Veel mijnen en fabrieken sloten hun deuren, wat leidde tot economische neergang en werkloosheid in de regio. Na het instorten van de industrie wilden zelfs de bewoners er het liefste weg. Maar dat is veranderd. Hoogovens, fabrieken en andere herinneringen aan het industriële verleden worden in Wallonië steeds meer gekoesterd. Wij bezoeken tijdens deze tweedaagse excursie vijf bijzondere plekken.
1. De ramp van Le Bois du Cazier
Het oude mijnbouwcomplex van Le Bois du
Cazier is met liefde gerestaureerd tot een
boeiend museum en cultureel centrum. De iconische dubbele toren oogt als een
monument voor de 262 mijnwerkers die hier op 8 augustus 1956 de dood vonden
tijdens de grootste mijnramp in de Belgische geschiedenis. Naast verdriet en
ellende, bracht het de gemeenschap van twaalf nationaliteiten ook dichter bij
elkaar.

Wat Bois du Luc zo bijzonder maakt, is dat het niet enkel een mijn was, maar een volledig sociaal en economisch systeem. De arbeiders woonden in speciaal gebouwde huizen dicht bij de mijn, waar ze afhankelijk waren van de mijnmaatschappij voor hun levensonderhoud. De site biedt vandaag de dag een unieke inkijk in het dagelijkse leven van de mijnwerkers en hun families.
3. Goede bedoelingen in Le Grand-Hornu
Mijnwerkerscomplex Le Grand-Hornu is de droom van zakenman Henri Degorge en
staat net als bijvoorbeeld Le Bois du Cazier op de werelderfgoedlijst van
Unesco. Bij de opening in 1810 was het een revolutionair bedrijf. Geheel naar
de tijdgeest dacht Degorge ook aan zijn werknemers: voor hen liet hij 450
bakstenen huizen bouwen met warm water en een tuin. Bovendien waren er winkels,
een school, apotheek en danszaal. Tal van panden zijn fraai geconserveerd en in
de meeste huizen wonen nog altijd mensen.

4. Scheepsliften van Strépy-Thieu als
kunstwerk
Als je komt aanrijden bij de historische scheepsliften van Strépy-Thieu
heb je meteen bewondering voor de ingenieurs van toen. Kunstwerken van staal
hebben ze gemaakt. En die voorzien van ingenieuze hydraulische techniek. De
vier liften – gebouwd tussen 1888 en 1917 – overbruggen samen een
hoogteverschil van zo'n 68 meter in het Centrumkanaal dat de Samber met de Schelde verbindt. Sinds de opening van een
moderne lift voor grotere schepen in 2002 varen op het originele traject enkel
nog plezierboten.
5. Onder de grond bij Blegny
Blegny bij Luik is de beste plek om in de
huid van een mijnwerker te kruipen. Met een authentieke liftkooi ga je als
bezoeker dertig tot zestig meter omlaag. Eenmaal beneden krijg je uitleg over
het werk in de voormalige mijn van Argenteau-Trembleur. Er is niet veel
verbeeldingskracht voor nodig om te zien dat dit ongezond, beklemmend en
gevaarlijk kon zijn. Maar je snapt ook dat deze omstandigheden zorgden voor
solidariteit en kameraadschap. Bovengronds zijn er onder meer tentoonstellingen
en een steenberg om te beklimmen.